Voor de grote Nederlandse historicus Johan Huizinga ‘verzaakt literatuur die zich al te zeer au sérieux neemt en geheel het gebied van het spel verlaat, haar heil’. Gelukkig is schrijven voor Stefan Hertmans een spel waarin hij zich soepel weet te kronkelen tussen verschillende genres. Essays, poëzie, romans, toneel en opera: hij pent al zijn hele leven een uitgebreid œuvre neer dat lezers niet alleen mee op sleeptouw neemt, maar waarmee hij ook duwt op waar het in onze samenleving nog pijn durft te doen. Of het nu gaat om mensen die op de vlucht zijn zoals in ‘De Bekeerlinge’, of het Vlaamse collaboratieverleden in ‘De Opgang’, Hertmans neemt niet zichzelf maar vooral de functie die literatuur kan hebben serieus. Daarom is hij wellicht de publiekslieveling geworden die vaak in de prijzen valt.
De jonge Hertmans laat begin jaren ’80 voor het eerst van zich horen met de roman ‘Ruimte’. “Maar nooit heb ik over schrijven gedacht in termen van carrière. Niet dat het iets mystieks is, ik geloof niet in roepingen. Ik heb altijd spontaan in notitieboekjes geschreven. Het schrijven is vanuit mezelf ontstaan. Voor ik het deed, wist ik eigenlijk al wat schrijven was. Mijn eerste werk is radicaal existentieel en persoonlijk. Zoals de titel al zegt; ik moest ruimte maken voor mezelf.” Hij was toen dertig en had een lange aanloop genomen voordat hij naar buiten durfde te treden. “Mijn eerste gedichten publiceerde ik in schoolkrantjes toen ik vijftien was. Mijn vader was beambte bij de spoorwegen en die bracht stapels afgedankte plannen van architectenbureaus mee. Jaren heb ik daarop honderden bladzijden geschreven zonder mij erover te bekommeren of iemand het ooit zou lezen. Tot ik fragmenten van ‘Ruimte’ liet zien aan een bevriend schrijver, Willy Roggeman, waarmee ik in een jazzband speelde. Hij spoorde me aan om het uit te geven.” De roem van het schrijverschap gaf onmiddellijk zijn voor- en nadelen bloot. “Ik kreeg veel feedback en viel zelfs in de prijzen. Maar eigenlijk was ik er niet op uit om in de openbaarheid te treden. In het begin voelde het zelfs onaangenaam. Vanuit een bepaalde hoek kwamen er kattige opmerkingen. Maar met de jaren wen je daaraan. Nu zie ik dat het deel is van de maatschappelijk rol die ik vervul. En als je naar mijn werk kijkt, dan merk je ook dat het steeds meer een sociale invulling heeft gekregen.”
‘Oorlog en terpentijn’, het verhaal over Hertmans’ grootvader tijdens de Eerste Wereldoorlog maakte heel wat los en won in 2014 onder meer de AKO Literatuurprijs. “Ik heb er een oude schuld mee ingelost. Een paar maanden voor zijn dood gaf mijn grootvader zijn ‘cahiers’. Ik schoof het altijd maar vooruit. Maar wat ik uiteindelijk vond, was de getuigenis van een universele kleine mens die geleden heeft onder de omstandigheden van zijn tijd. Het is ook een boek over onze rekenschap aan de vorige generaties. We stellen de vragen aan onze grootouders altijd uit. Ze hebben dingen meegemaakt en pas als het bijna te laat is, hebben we er aandacht voor. Wat herinneren we ons hierdoor te weinig? Dit is ook de ultieme functie van literatuur: bewaren wat bijna weg is. Dat zo’n soldaat zoveel heeft neergeschreven, is trouwens uniek. En hij schreef goed, dus misschien heb ik het schrijftalent van mijn grootvader. Ook dat heb ik veel te laat beseft.” Het boek ging de wereld rond in tweeëndertig talen. “Het werd verkozen door ‘The New York Times’ als een van de tien beste boeken, uitgevers stonden op de Frankfurter Buchmesse ruzie te maken om mijn manuscript. Ik wist niet wat er gebeurde.”
Waarom was het boek zo’n succes? “Ik heb zelf lang naar het antwoord gezocht op die vraag. Ik denk dat je het kan vergelijken met ‘Stoner’ van John Williams, dat was ook een bestseller omdat men er het menselijk lot in herkende.” Hertmans werd schrijver bij de prestigieuze uitgeverij Gallimard, en vele anderen volgden. “Meteen erna ben ik opgepikt door Harvill Secker Penguin in Londen, een maand later zat ik bij Pantheon Books in New York en nog even later in Sydney. Al die uitgeverijen kijken naar elkaar om te weten welke roman de aandacht trekt. De aanvragen stroomden langs alle kanten binnen. Gelukkig is mijn vrouw literair organisator, maar het kostte haar anderhalve dag per week om alle afspraken rond te krijgen.”
Contracten en interviews regelen, hiervoor kon Hertmans op hulp rekenen. Maar iedere vertaling was een ander paar mouwen. “De vertalers doen me mijn teksten herlezen. Want sommige Vlaamse woorden zijn heel moeilijk vertaalbaar. Een goede vertaler zoekt ieder woord op, en weet ook hoe de betekenis van woorden doorheen de jaren is verschoven. Bij een aantal talen kan ik zelf meedenken, voor het Frans, Duits of het Engels doe ik actief mee suggesties. In die zin sta ik daar heel dicht bij. Maar voor mijn Chinese vertaling kreeg ik de vraag: “What is a catholic priest?” (lacht) Door de Maoïstische zuivering weet men in China niet meer wat een katholieke priester is. Op zo’n moment moet je fatalistisch zijn en aanvaarden dat je de vertaling niet kan controleren.”
Ook het schrijfproces is niet controleerbaar. Voor hij aan de ‘De Bekeerlinge’ begon, wilde Hertmans een boek over Europese dorpen schrijven. Tot hij op een historisch document uit de elfde eeuw stuit van een Joodse vrouw die in het Provençaals dorp woonde waar zijn eigen vakantiehuis staat. “Toen besloot ik dat het boek over mijn Franse dorp moest gaan. Maar van tevoren heb ik nooit een afgesloten idee. Alles komt samen in het schrijfproces. Ik werk intuïtief.” Speels dus, zoals Johan Huizinga het graag zou zien. “Het ontstaan van een boek volgt de meest grillige wegen.”
De plek waar Hertmans leeft en slaapt, is wel meer een inspiratiebron. Het boek ‘De Opgang’ gaat over de gevreesde SS’er Willem Verhulst, een van de vorige bewoners van het huis in Gent dat Hertmans lang bewoonde. Het toonde hem dat veel Vlamingen nog worstelen met het oorlogsverleden. “Toen het boek verscheen, reageerden er allerlei mensen. Je krijgt er dan verhalen bij. Zo bleek de minnares van Verhulst witte handschoenen te hebben gehaakt als communiegeschenk voor een van haar leerlingen. Toen had ze gezegd: “Draag er zorg voor, want zoiets zou ik alleen nog voor Hitler doen.” We waren toen al in de jaren zeventig. Wanneer ik in ‘De Zevende Dag’ over mijn boek had gesproken, kreeg ik een mail: “Meneer, u bent een intellectuele schoft. U heeft dit boek alleen maar geschreven om uw joodse vriendjes te plezieren.” Dit kwam uit de donkerste krochten van de collaboratiemilieus. Het is daarom nog altijd nodig om in Vlaanderen zulke boeken te schrijven. Want voor mij is de belangrijkste les over Verhulst dat hij een doodnormale Vlaamse jongen was. Een beetje gefrustreerd, een meisjesgek die ineens een uniform krijgt en zich oppermachtig voelt. Het kan dus zo opnieuw gebeuren.”
Met ‘Verschuivingen’ publiceerde Hertmans in 2022 een analyse over de samenleving en hoe die de afgelopen jaren veranderde. Helemaal in de geest van David Bowie: “Where are we now, where are we now?” Een jaar later verscheen een grote bundeling van Hertmans’ essays. “De eerste twintig jaar van mijn schrijvend leven waren mijn essays vooral literair, daarna werden ze meer maatschappijkritisch. Het genre van het essay is voor mij verder van het proza verwijderd geraakt. Het is eigenlijk door een uitnodiging van oud-politica Inge Vervotte, die mij voor een lezing vroeg, dat de aanzet voor ‘Verschuivingen’ is ontstaan. Even later vroeg mijn uitgever mij om een boek te schrijven over de actuele problemen. Wat mij toen bijvoorbeeld verontrustte, en nog steeds, is de afkalving van de middenklasse. De uitbaters van nachtwinkels, die kleine zelfstandigen, horen eigenlijk bij de arbeidersklasse, niet bij de ondernemers. Dergelijke beroepen zijn sociaal erg onbeschermd. De middenklasse is echter de betonplaat waarop de democratie berust. Zij houdt die overeind, zij betalen de meeste belastingen. De samenleving is tegenwoordig erg gelaagd en divers. Daarom heeft het weinig zin om over het Volk te spreken als een homogeen geheel – het gaat om het accepteren van de realiteit, dat wil zeggen de reële bevolking. Dit contrast tussen volk en bevolking is van grote betekenis voor een democratie.”
Hugo Claus werd veroordeeld voor blasfemie, en Gerard Reve kreeg het Ezelsproces aan zijn been omdat hij God als een ezel had voorgesteld. Schrijvers lijken vandaag minder te rellen tegen de gevestigde orde. “We zijn zo tolerant geworden dat de literatuur daarin haar functie verloren heeft. Maar zodra er repressie is, wordt iedere metafoor opnieuw verdacht voor de censuur. Je zou al de gedachten van extreemrechts moeten gaan verdedigen om tegen de schenen te schoppen. Zoiets doet Houellebecq soms. Ik geloof dat we in deze politiek moeilijke tijden, waarin het politiek negativisme hoogtij viert, meer nood hebben aan constructieve kritiek.”