Vlak bij de Brusselse Zavel ligt de Fondation Jacques Brel, aan een rustig pleintje met een bronzen standbeeld van ’s lands bekendste chansonnier in het midden. Brel strekt zijn armen wijd uit, alsof hij zich inleeft op het podium dat de straat is. Met even open armen ontvangen zijn dochter France Brel en haar man Francis de Laveleye ons in hun privémuseum, een documentatiecentrum waar bezoekers van over de hele wereld Brels muziek in tientallen talen kunnen beluisteren. Er is ook een knusse bioscoopzaal waar France haar documentaires toont die ze telkens persoonlijk inleidt. Ze is eigenzinnig als het gaat om de herinnering aan haar vader. “Hij heeft geen museum nodig. Ik doe dit voor het publiek.”
De familie Brel is er een van uitersten. Ze bruisen van de energie, net zoals Jacques Brel zichzelf voor een publiek kon smijten. Maar ze houden tegelijkertijd van de stilte. “Dat en de eenzaamheid zijn voor mij onmisbaar; dat heb ik duidelijk van mijn vader geërfd. Omdat ik de stichting leid, moet ik beslissingen nemen en met mensen werken. Ik moet altijd vooroplopen en tegelijkertijd de problemen achter me oplossen. Daarvoor moet ik in vrede zijn met mezelf. Als mensen mij op televisie zien of ontmoeten, denken ze dat ik veel energie heb. Maar dat is slechts een deel van mijn persoonlijkheid; die kant bestaat alleen omdat ik ook graag teruggetrokken leef.” France Brel laat zich dan ook nooit zien op recepties of feestjes. “Je moet me ook niet uitnodigen voor een diner. Ik zal beleefd bedanken, want het doet me geen goed. Daarom kom ik ook niet elke dag naar kantoor. Zo heb ik ook geen vakantie nodig. Als ik in de file sta, is het voldoende om naar de bomen te kijken. Dan bel ik mijn man dat ik wat later thuiskom omdat ik ‘op verlof’ ben. Dus nee, voor mij geen koffers pakken, het vliegtuig nemen of overvolle stranden en steden. Brussel is trouwens geweldig in de zomer. Hoor eens hoe rustig het is.”
Les timides
Ça se tortille
Ça s’entortille
(…)
Ça rêve d’être un lapin
Les timides
Suivent l’ombre
L’ombre sombre de leur ombre
Les Timides, 1964
Dit betekent niet dat Brel zich als een kluizenaar afzondert. “Ik hou van het leven en van mensen. Maar ik hou niet van hun gebreken, wel van hun zwakheden. En wanneer je werkt met het oeuvre van Brel, ontmoet je mensen en de broosheid in hun leven. Want mijn vader is een man die iets diep van binnen raakt. Maar wat? De emotie van succes? Nee. De emotie van talent? Nee. Wel die van kwetsbaarheid en falen, omdat hij zingt over personages die tekortschieten. En dus, wanneer mensen mij ontmoeten en weten dat ik een van de dochters van Jacques Brel ben, vertellen ze me al snel hun levensverhaal, en dan luister ik.”
“Wanneer ik mensen aanneem voor het museum, waarschuw ik hen dat we hier niet aan cultuur doen, maar aan sociaal werk. Dit is een plek waar je over jezelf kunt praten. Het is hier geen Disneyland waar je kunt gillen, maar een huis voor gevoeligheid. Want in tegenstelling tot arrogantie en minachting is gevoeligheid niet meer in de mode. Er zijn zoveel mensen die lijden, en Brel is een toegangsdeur om dat te verlichten. Wanneer ik hier beneden lezingen geef in het kleine theater, worden mensen getroost door het werk van mijn vader. En dat is mijn missie.”
In 1950 trouwde Jacques Brel met Thérèse ‘Miche’ Michielsen. Samen kregen ze drie dochters: Chantal, France en Isabelle. France voelde zich het buitenbeentje van het gezin. “Op zaterdag gingen mijn moeder en twee zussen winkelen, naar etalages kijken en kleren passen – voor mij was dat de hel. Dan bleef ik liever thuis om naar muziek te luisteren. Ik heb het geprobeerd, hoor, om te zijn zoals iedereen: plezier maken, vrienden maken, naar een nachtclub gaan… Maar het werkte niet voor mij.”
Van alle kinderen lijkt France misschien wel het meest op haar vader. Ze keek ook naar hem op. “Als hij de kamer binnenkwam, scheen de zon. Zijn dagelijks leven was er één waarin hij gelukkig was met zichzelf. Mensen ontmoeten, een praatje maken, zingen, vriendelijk zijn en vooral geven, heel veel geven… Hij nam ook nooit vakantie. Ik wilde toen ook een leven zonder zondag. Wens me dus nooit een prettig weekend, want dat bestaat niet voor mij. Ik werk als ik tijd heb. Ik kijk niet of het maandag of zaterdag is. Mijn vader was een baken van vrijheid. En ik heb mijn leven zo georganiseerd dat ik, net als hij, vrij kan zijn. Maar anders dan ik had hij een duidelijke lotsbestemming.”
Brel had misschien een levensdoel, maar rust gaf hem dat niet. In 1974 kocht hij een zeilboot en vertrok vanuit Antwerpen voor een wereldreis van drie jaar. De bestemming was nog onbekend. “Prenez une cathédrale. Hissez le petit pavois. Et faites chanter les voiles. Mais ne vous réveillez pas,” zingt hij later over zijn boot, de Aksoy II. De jonge France mocht mee. “Hij wist dat ik tegen de stilte kon.” Aan boord zei haar vader: ‘Jij zult in je leven altijd uitzonderlijke momenten meemaken en denken dat het normaal is.’ “En hij had gelijk. Ik maak buitengewone dingen mee omdat ik zijn dochter ben. Zonder hem zou ik jullie vandaag niet hebben ontmoet. Op dat vlak is mijn vader een groot cadeau.”
Tegenwoordig kijkt France met mildheid naar hem. “Hij was natuurlijk een afwezige vader die bovendien geen affectie gaf. Mijn oudste zus ging de confrontatie met hem aan omdat ze zijn liefde wilde voelen. Maar wachten is het ergste wat je kunt doen. Mijn jongste zus vluchtte er dan weer van weg. Ik koos ervoor om niet méér te verwachten dan wat hij bereid was te geven. En soms was dat niets. Deed hij dat wel, dan kon het onhandig zijn. Als hij een cadeau gaf, wist hij niet eens wat erin zat, omdat hij het niet zelf had gekocht. Maar in het leven moet je accepteren wat is. Er is één beslissing die me in mijn tienerjaren heeft gered: toen ik besloot om nooit meer naar mijn vader te kijken met de ogen van een dochter, maar met die van een buitenstaander. Daarom heb ik nooit ruzie gehad met mijn vader. En ik deed hetzelfde met mijn moeder, die zich ook niet in haar kinderen interesseerde. Daardoor kon ik een relatie met mijn ouders hebben. En alleen zo kon ik met de Fondation Brel beginnen. Dankzij die beslissing heb ik mijn lijden omgezet in de kracht om een ander pad te bewandelen. Het was geen keuze om te leven, eerder om te overleven.”
Het is opmerkelijk dat een gevoelige ziel als Brel zich zo afsloot voor zijn kinderen. Zo vroeg hij op een dag aan France om hem voortaan niet meer aan te spreken met ‘papa’ maar met ‘Jacques’. Nu durft France over haar ongelukkige jeugd te vertellen. “Op mijn vijfentwintigste zou niemand me geloofd hebben. Zelf heb ik lang gedacht dat het me niet zou lukken. Maar zelfs toen mijn vader me uiteindelijk van de boot stuurde en ik zonder een cent op zak in Fort-de-France in Martinique stond, kwam ik snel over de schok heen. Ik wist dat ik hierdoor zou groeien. Dat is wat mij interesseert in het leven. Wat gebeurt er? Wat gebeurt er met mij? En wat kan ik hieruit leren? Dit zorgde ervoor dat ik een bittere pil in enkele dagen verwerk.”
Jacques Brel werd in 1929 geboren als zoon van Romain Brel en Elisabeth ‘Mouky’ Van Adorp. Het echtpaar verloor in augustus 1922 een tweeling aan buiktyfus, een jaar voordat Brels oudere broer Pierre ter wereld kwam. “Mijn grootmoeder was een ontzettend genereuze vrouw. Jacques keek naar haar op. Dat hij altijd en tegen iedereen vriendelijk moest zijn, is helemaal haar invloed. Maar als je zo bent, krijg je het niet over je hart om te zeggen: “Ik ga weg.” Hij kon het niet verdragen om een vrouw te zien huilen. Uiteindelijk vluchtte hij en kwam hij nooit meer terug. Het is verschrikkelijk om te vriendelijk te willen zijn. Mensen zo zijn, gaan altijd te ver en beschermen zichzelf onvoldoende. Mijn vader kon alleen met twee mensen moeilijke gesprekken voeren: mijn moeder en zijn vriend Jojo. Tegenover anderen durfde hij dat niet.” Het huwelijk van haar ouders was turbulent. “Mijn moeder stemde in met alles wat mijn vader voorstelde. Op een keer was het: ‘Oké, gaan we scheiden?’ en drie dagen later: ‘Nee, we blijven samen.’”
Ook France is erg vriendelijk. De chocolaatjes die we aan het begin overhandigen, worden dankbaar aangenomen. “Ik houd ook van vriendelijkheid, maar toen mijn vader overleed, besloot ik om het voor mezelf anders te doen. Als ik word uitgenodigd, zeg ik nee. Als iets me niet interesseert, zeg ik nee. Als ik mensen niet aanvoel, zeg ik nee. Ik spendeer veel tijd aan het afwijzen van biopics. Dat kan mensen teleurstellen, maar de herinnering aan mijn vader is belangrijker.”
Brel was sociaal bewogen en ging dwars tegen alle conventies in. Een ‘soixante-huitard’ voordat het een begrip werd? “Absoluut, vanaf zijn geboorte al. Hij had een diep gevoel voor rechtvaardigheid. Mijn vader zong overal, zelfs buiten tijdens een regenbui. Ik heb foto’s van hem in de archieven waar hij op het podium staat in een gele regenjas en met een gele zeemanshoed. Hij weigerde te stoppen, want het publiek was speciaal voor hem gekomen. Hij bezocht ook alle kleine dorpjes die andere sterren links lieten liggen. Jacques niet. Hij verhoogde zelfs zijn prijzen niet. Hij kon beter nee zeggen tegen het systeem dan tegen mensen, want dan kwets je niemand. Hij was een wereldburger die van mensen hield. Hij zegt dat letterlijk in een interview: “Ik ben 40 jaar en ik houd nog steeds van mensen.’ En dat is niet zo gebruikelijk op die leeftijd, toch?””
De Fondation Brel werd in 1981 opgericht, drie jaar na zijn overlijden. Het beheren van het erfgoed van zo’n grote artiest is een werk van lange adem. Niet alleen omdat er duizenden foto’s in dozen liggen, uren aan filmmateriaal, notitieboekjes en persartikels die allemaal om een keurige registratie en catalogisering vragen. Maar ook vanwege de morele erfenis van zijn oeuvre. “We krijgen ontzettend veel aanvragen om muziek van Brel op te nemen of te vertalen. Maar de vertaling moet overeenkomen met zijn intentie. Klopt het vertaalde woord bijvoorbeeld wel? Ik stel hoge eisen.” Ze waakt streng over haar vader. Er zijn altijd kapers op de kust die geld willen verdienen. “Geruchten, roddels, leugens verspreiden, auteursrechten opeisen: we hebben het allemaal voorbij zien komen. Maar we hebben altijd gezwegen, nooit de controverse opgezocht. Mijn moeder zat soms met de handen in het haar. Maar in stilte is alles opgelost en we hebben de rechtszaken gewonnen. Je beseft dan hoe kwetsbaar de integriteit is van iemand die zichzelf niet meer kan verdedigen. Daarom ben ik begonnen met het maken van films en het schrijven van boeken. Ik gebruik alleen de woorden van mijn vader. Ik heb een hekel aan biografieën waarin de auteur iemand iets in de mond legt. De films die ik maak zijn geen Amerikaanse kaskrakers; ik documenteer getuigenissen. In mijn films is de ster niet Jacques Brel, maar mijn moeder, die vertelt. Er is al zoveel onzin geschreven dat ik, voordat ik zelf sterf, zoveel mogelijk boeken en films wil achterlaten.” De Fondation Brel is de laatste jaren uitgegroeid tot een kenniscentrum. Met een tentoonstellingsruimte, een privécinema en wandelingen door Brussel, bewaakt France de eigenheid van Jacques Brel. “Het is geen toeval dat ik de films pas veertig jaar na zijn dood maak. Zo zijn we voorbij het anekdotische, omdat het geschiedenis is geworden. Daarom ben ik ook huiverig tegenover die biopics. Zolang ik leef, komt er geen. De platenmaatschappij is natuurlijk boos, want een film zou de verkoop en streamingscijfers omhoogstuwen, maar dat geld kan me niets schelen. Ik heb geduld en wijk niet af van wat ik wil, omdat het belangrijk is dat mensen de waarheid kennen. Daarom wil ik eerst de films uitbrengen met rechtstreekse getuigen, zodat de waarheid wordt vastgelegd. En als er na mijn dood een film komt, dan is dat maar zo. Dan dient wat ik heb gemaakt tenminste als referentiemateriaal.” France neemt haar tijd. In 2018 brengt ze haar eerste boek uit, ‘Jacques Brel. Auteur’, een uitgebreid overzicht van alle liedteksten, aangevuld met interviews en achtergrondinformatie. “Maar wat ik erbij schreef, was maar een fractie van wat nog in mijn hoofd zat. De meeste biografieën over Brel zijn geschreven door Fransen die België niet begrijpen. Ze wijden vijftig pagina’s aan zijn jeugd en de periode voordat hij naar Parijs ging. Ik heb al 300 pagina’s over de geschiedenis van zijn ouders, hun tijd in Afrika, die heel bepalend was, en ik stop pas in 1946, toen hij van school werd gestuurd. De drie daaropvolgende jaren zijn hyperbelangrijk: hij begon te werken in de fabriek van zijn vader en trouwde niet veel later. Dat zijn nog eens 300 pagina’s, en ik moet nog eens hetzelfde aantal schrijven tot hij in Parijs aankomt. Dus ik zal uiteindelijk 900 pagina’s hebben, terwijl de Fransen alles in vijftig pagina’s samenvatten. Maar je kunt Brel niet samenvatten. Hij is een schoolvoorbeeld van complexiteit. En wil je dat vereenvoudigen, dan mis je iets. Ik maak geen reclame voor mijn boeken, plaats geen advertenties. Wie geïnteresseerd is, kan ze vinden. Wie niet geïnteresseerd is, dat is niet erg. Het bestaat. Maar ik kreeg niet zo lang geleden een brief waarin stond: “Oh, mevrouw, eindelijk begrijp ik die eerste liedjes beter.” Daar doe ik het voor en dat volstaat voor mij.” Brel nam ook haar tijd en moest emotioneel afstand nemen van het verleden. “Eerder een boek schrijven over hem had geen zin. Je moet levenservaring hebben, zelf dingen hebben meegemaakt, geluk en tegenslagen hebben gekend. Ik gun mezelf mijn eigen tempo. Mijn vader doorkruiste het leven met de snelheid van een ster. Maar dat was zijn manier, niet de mijne.” Ze heeft geen behoefte aan aandacht of erkenning. “Ik houd van eenvoud. Het feit dat ik zijn dochter ben, maakt me niet meer dan de anderen.”
We stellen Brel een vraag die we nog eens hebben gesteld in dit magazine: zijn er vandaag minder iconen dan vroeger? Ze aarzelt. “In ‘De Troubadour’ leg ik uit hoe jongeren in de oorlog verschrikkingen zagen en verlies meemaakten. Na de bevrijding moesten ze een nieuwe wereld opbouwen. Dat heeft ook mijn vader beïnvloed; hij wilde de fouten uit het verleden vermijden. Daarom zat dat gevoel voor rechtvaardigheid zo diep in hem. Een ster is iemand die omringd wordt door mensen, interviews geeft in roddelbladen en kostuums en danseressen heeft. Mijn vader zat bijna in die val. Hij had een manager die hem adviseerde wat hij moest zingen en in de pers moest zeggen. Ze maakten hem tot een marionet van het systeem. De druppel die de emmer deed overlopen was toen ze hem zeiden om de ticketprijzen te verhogen. Ze zaten op zijn kop omdat hij zijn optredens betaalbaar wilde houden! Dat was een van de redenen waarom mijn vader stopte met optreden, niet met het schrijven van liedjes. Maar het optreden was een machine geworden. Een ster staat in het midden van het podium en zegt: ‘Kijk hoe anders ik ben,’ terwijl Brel wilde dat zijn liedjes de mensen hielpen hun problemen even te vergeten. Een icoon wil mensen gelukkig maken. Om hen te kunnen raken, is menselijkheid nodig en daar kan geen systeem tegenop. Maar helaas zitten we er vandaag middenin, en dat verlamt sommigen. Toch mogen we niet opgeven. Ik ben grootmoeder en wil dat onze jongeren hoop hebben. We mogen niet zeggen dat de aarde verloren is, dat we niets aan de klimaatverandering kunnen doen. We moeten ons mobiliseren. Mijn vader zou vandaag de eerste zijn om die verandering mee in beweging te zetten.”
Brel is een Belgisch icoon. Maar eind jaren ‘50 stootte hij – katholiek – Vlaanderen tegen de borst met het nummer ‘Les Flamandes’.
Les Flamandes dansent sans rien dire
Sans rien dire aux dimanches sonnants
Les Flamandes dansent sans rien dire
Les Flamandes ça n`est pas causant
Si elles dansent c`est parce qu`elles ont vingt ans
Et qu’à vingt ans il faut se fiancer
Se fiancer pour pouvoir se marier
Et se marier pour avoir des enfants
C’est ce que leur ont dit leurs parents
Le bedeau et même Son Éminence
L’Archiprêtre qui prêche au couvent
Et c’est pour ça et c’est pour ça qu`elles dansent (…)
Les Flamandes, 1959
“Mijn vader bedoelde daar niets kwaads mee. Hij hield van Vlaanderen en was verliefd op de Westhoek, omdat mijn grootvader uit de streek rond Ieper kwam. Hij hield van het landschap en de zee. Toen hij in de fabriek begon te werken, nam hij zelfs taallessen omdat de meeste arbeiders en klanten Vlaams spraken. Op de middelbare school raakte hij geïnspireerd door de poëzie van Emile Verhaeren – een Vlaming – wat hem aanmoedigde om zelf teksten te schrijven. Tot in zijn laatste album is de invloed van Verhaeren te horen. Wat hij beschrijft in ‘Les Flamandes’ is wat hij meemaakte bij zijn familie in Zandvoorde. Een oom had een café, en als er een begrafenis was, kwam iedereen daar naartoe. Er was een man die accordeon speelde en na wat biertjes, koffie, taart en een broodje begon de muziek weer, en voilà, het leven ging door. De kritiek die hij kreeg raakte hem diep, want hij had absoluut niet de intentie om te schofferen. Hij wilde het goedmaken door liedjes in het Vlaams te zingen, maar hij maakte de kapitale fout om een Nederlander als vertaler te kiezen. Ook dat schoot in het verkeerde keelgat. Als je mijn films bekijkt, zie je dat mijn vader veel kwaliteiten had, maar psychologisch inzicht was er geen.” (lacht)
Brel werd een tijdlang persona non grata, radiozenders verboden ‘Les Flamandes’ uit te zenden, en optredens aan zijn geliefde kust werden geannuleerd. In een interview zei hij hierover: ‘Il n’y a aucune intention méchante dans Les Flamandes (…).’ Wie denkt dat de grote Jacques Brel dit zomaar van zich kon laten afglijden, heeft het mis. Diep van binnen was hij erg onzeker. “Aan het einde van zijn leven, toen hij naar de Markiezeneilanden zeilde, dacht hij dat iedereen hem vergeten was. Toen hij zijn laatste plaat opnam, dacht hij: het maakt niet meer uit; niemand gaat het toch kopen.” Met een miljoen verkochte exemplaren werd ‘Les Marquises’ een succes. Ook nu nog, want een nummer zoals ‘Voir un ami pleurer’ maakt deel uit van ons collectief geheugen.
Niemand is vandaag Brel vergeten. Met de Fondation Brel lijkt France haar vader te willen geruststellen. “Neenee, wat ik doe is geen eerbetoon aan mijn vader. Ik doe dit voor het publiek. Hij heeft geen stichting nodig. Ik doe het voor het heden, voor mensen zoals jullie die met vragen zitten over Brel. Gisteren ging ik naar de supermarkt en glimlachte ik bij het afrekenen naar de kassamedewerker. ‘Het is zo zeldzaam om een glimlach te zien,’ zei hij. ‘Bedankt, u heeft mijn dag goed gemaakt.’ Daar draait het in mijn leven om, voor mensen zoals hij en iedereen die de Fondation bezoekt.”